Bij de analyse van werkstukken stelden Pabostudenten de vraag waar het geheim van een goede godsdienstles in zit. Op basis van de werkstukken kwamen zij tot de conclusie dat de betrokkenheid van de leerlingen altijd een eerste voorwaarde zou moeten zijn. Een tweede vaststelling was dat de betrokkenheid afhangt van de keuze van zinvolle leeractiviteiten, werkvormen en leermiddelen, waardoor het leren van de leerlingen echt op gang kan komen. Vervolgens kwam het gesprek op ‘triggers’ en ‘vliegwielen’ die de leerlingen intrinsiek motiveren. De studenten konden daar vanuit de onderwijspraktijk van de basisschool boeiende voorbeelden van geven. Incentieven Voor datgene wat door de studenten werd omschreven als ‘triggers’ en ‘vliegwielen’, bestaat een didactische term: Incentieven. De term is ontleend aan het Engelse woord ‘incentive’. De oorsprong daarvan ligt bij het Latijnse werkwoord ‘incendere’, dat in brand steken, of ontbranden betekent. Met de didactische term incentief wordt een krachtige impuls bedoeld die bij de leerlingen een sterke intrinsieke motivatie oproept. Het begint er telkens mee dat zij - dank zij het incentief - iets bijzonders waarnemen en in een spanningsveld terecht komen dat om een nog niet bekende oplossing vraagt. Dat maakt bij hen een dynamiek los die je kunt vergelijken met de werking van een vliegwiel. De leerlingen gaan uit eigen beweging aan de slag met een uitdagende vraagstelling, probleemstelling, opdracht, leertaak of onderzoek. Hun betrokkenheid komt voort uit de persoonlijke behoefte om een antwoord te geven op datgene wat hen fascineert. Dat kan een of ander medium zijn, in welke vorm dan ook, maar net zo goed een verrassende manier van werken die bij de leerlingen een sterke betrokkenheid oproept. Kortom: met de term incentief komen bijzondere leermomenten in het vizier. Het leren krijgt meer het karakter van een gemeenschappelijke ontdekkingsreis. Wanneer je daar oog voor hebt, zul je bij de voorbereiding van je godsdienstlessen meer aandacht besteden aan de mogelijke incentieven & media. Vier aandachtspunten Om misverstanden te voorkomen: een incentief is niet bedoeld als een losse vuurpijl om even de aandacht van de leerlingen te vangen. Incentieven staan in de bredere samenhang van gebruikelijke onderwijsleertrajecten. Om daar een idee van te geven, noteren we vier aandachtspunten. a) Krachtige impuls Het werken met incentieven begint met een bepaalde impuls (let op: in welke vorm dan ook), die bij de leerlingen verwondering en verbazing oproept. Het verdient aanbeveling om de impuls op een aansprekende manier (zichtbaar, beleefbaar) aan te bieden. Datgene wat via de impuls op tafel komt, roept bij hen een zekere nieuwsgierigheid en vragen op. En de behoefte om spontaan te reageren. b) Onderzoekshouding De impuls brengt bij de leerlingen in een plotseling opkomende opmerkzaamheid teweeg en het begin van een onderzoekshouding. Zij voelen zich uitgedaagd om zich verder te verdiepen in de kwestie / vraagstelling die aan de orde is. In deze situatie dient de leerkracht zich te onthouden van het geven van ‘de juiste antwoorden’. Het leerproces van de leerlingen krijgt meer inhoud en betekenis wanneer zij samen met elkaar en de leerkracht op zoek gaan naar mogelijke antwoorden en oplossingen. Daarbij dient de leerkracht zichzelf als gelijkwaardige gesprekspartner op te stellen. Hooguit kan terloops worden geattendeerd op aspecten die de leerlingen ontgaan. Eventueel kan – vragenderwijze - hulp worden geboden bij het aanscherpen van vraagstellingen. Maar in alle gevallen verdient een terughoudende opstelling de voorkeur. Wanneer aan de leerlingen de nodige speelruimte krijgen, kan er in de groep een vruchtbare voedingsbodem ontstaan voor eigen ontdekkingen. c) Gouden momenten En dan kan het gebeuren dat er bij de leerlingen opeens een bepaald inzicht doorbreekt. Op zo’n moment kunnen zij zich volmaakt gelukkig voelen. De onderwijskundige Copei spreekt in dit verband van ‘het vruchtbare moment’ in het leerproces. Als leerkracht kun je het ontdekkingsmoment tot op zekere hoogte heel goed voorbereiden, maar meer ook niet. Je kunt leerlingen nu eenmaal niet dwingen om iets nieuws te ontdekken. Juist daarom is het van belang dat je een gevoelige antenne ontwikkelt voor wat er in de leerlingen omgaat. Momenten waarop nieuwe inzichten doorbreken zijn vaak herkenbaar aan plotseling opkomende emoties, zoals heftige gebaren en uitroepen. d) Ontdekkingen uitwerken Natuurlijk is het fantastisch als bij leerlingen ‘het dubbeltje valt’, of ‘het lampje gaat branden’, maar daarmee zijn de leerlingen er nog niet. Het komt er nu op aan om nieuwe opvattingen verder uit te werken en met de hele leerlingengroep te delen en te verankeren. Daarmee wordt een uitgangspunt gecreëerd voor de volgende stap van het leerproces. Pas wanneer dat het geval is, zijn de voorafgaande inspanningen de moeite waard en kunnen we spreken van een ontdekkingsreis.
|