1. Het verbod om afbeeldingen te maken (Exodus 20:4) werkte in het vroege Christendom tot aan het eind van de tweede eeuw door. In de derde en vierde eeuw werd vanuit de antieke kunst de gestalte van de goede herder met een schaap overgenomen. Op deze wijze benadrukte men het optreden van Jezus als redder. 2. Uit het type van de herder ontwikkelde zich de figuur van de leraar en wetgever. Mogelijkerwijze reflecteert in dit type de episode van de kerkvaders en de concilies die geloofswaarheden definieerden. 3. Met ingang van het Constantijnse tijdperk in het jaar 313 doen afbeeldingen van Jezus als officier hun intrede. Jezus wordt tevens afgebeeld als pantokrator (heerser over al wat is). In deze gestalte wordt hij vaak afgebeeld in de koepels van Oosters Orthodoxe kerken. Vanuit zijn hoge positie kijkt Jezus, - haast net zoals de verheven God, op de gelovigen neer.  4. Vanaf de twaalfde eeuw verschuift de aandacht naar de lijdende Christusfiguur. Aanvankelijk is er in de voorstellingen nog iets van zijn majesteit te herkennen. Zie het bovenstaande altaarkruis uit circa 1150 (Museum Catharijneconvent Utrecht). Na verloop van tijd wordt hij getekend als Man van Smarten. Er ontstaat een reeks nieuwe beeldtypen die de vrome gevoelens van de kijker aanspreken en tot navolging oproepen. Naast de reeds genoemde Man van Smarten zien we de Piëta verschijnen. En ook de aanbidding van het kind Jezus en de voorstelling van Jezus in de kribbe. Aan Franciscus van Assisi (1181 - 4 oktober 1226) wordt de invoering van de kerststal toegeschreven. 5. In de tijd van de Renaissance (vanaf 1266) wordt Jezus getekend als de stralende krachtige mens waarin zich het Humanum (het menselijke) presenteert. Zij bijvoorbeeld de schilderijen van Da Vinci en Michelangelo. 6. De stijlperiode van de Barok (vanaf 1600) vergunt ons een blik in de hemel waar Jezus in alle heerlijkheid troont, omgeven door engelen en heiligen. 7. Vanaf de negentiende eeuw ontstaat de zogenaamde kerkelijke kunst. De afbeelding prevaleert van de zachtaardige Heiland met de vriendelijke oogopslag en golvend haar, zoals bekend uit de wat oudere kinderbijbels. 8. Sinds het begin van de twintigste eeuw maken kunstenaars bij hun voorstelling van Christus gebruik van zeer diverse symbolen. Zie voor meer uitvoerige toelichtingen: Christus in der Kunst des 20. Jahrhunderts, Günter Rombold en Horst Schwebel, Freiburg 1983. Terug >>>
|